Er wordt veel gesproken over kansenongelijkheid in het onderwijs: Kinderen met verschillende achtergronden behalen niet dezelfde resultaten op school. Dit is niet alleen een gevoel, maar blijkt ook uit wetenschappelijk onderzoek. Een belangrijke bron hiervoor is het PISA-onderzoek dat elke drie jaar in heel veel landen bij grote aantallen 15-jarigen vaardigheid in lezen, wiskunde en natuurwetenschappen meet. Een voorbeeld van de gebruikte vragenlijsten tref je op de website van PISA Nederland.
Leesscores hangen samen met je achtergrond
Een belangrijke conclusie die je kunt trekken uit het PISA-onderzoek laat zien dat leerlingen van laagopgeleide ouders gemiddeld lager scoren op lezen, wiskunde en natuurwetenschappen. In dit stuk beschouw ik de leesscores. Dit is ook het hoofdonderwerp van de meest recente PISA-studie (uitgevoerd in 2018). Maar de andere onderwerpen zijn niet heel anders.
Als je de leesscores van jongens sorteert op opleidingsniveau van hun ouders, zie je aanzienlijke verschillen. De scores liggen tussen 275 en 700 met hier en daar wat uitschieters. Waar zoons met ouders met maximaal een vmbo-diploma gemiddeld 438 scoren, ligt de gemiddelde score van zoons met ouders met een mbo/havo/vwo-opleiding op 490. Voor zoons met ouders met een afgeronde hbo- of wo-opleiding ligt deze score zelfs op 512. Dochters laten een vergelijkbaar beeld zien.
Nivelleren
Wanneer je de verschillen wilt duiden, is de zogenaamde verklaarde variantie een handig getal. Zo verklaart het opleidingsniveau van de ouders ongeveer 11 procent van de variatie in leesscores onder de 15-jarige leerlingen. Wat zegt die 11 procent verklaarde variantie? Om daar een indruk van te geven heb ik een zeer vereenvoudigde plot gemaakt met gesimuleerde gegevens gebaseerd op de PISA-resultaten. Elk stipje stelt de leesscore van een kind voor, uitgesplitst naar opleidingsniveau van de ouders. Je ziet dat de gemiddeldes tussen de groepen verschillen, maar dat er ook veel variatie binnen de groepen bestaat. En er zit veel overlap tussen de drie groepen.
Stel nu dat je de scores van kinderen van ouders met een vmbo-opleiding en havo/vwo-opleiding gelijk kunt trekken met die van ouders met een hbo/wo-opleiding. Dat doe je door de punten van de twee groepen aan de linkerkant van de grafiek zover omhoog te schuiven dat de gemiddelden gelijk zijn. Het resultaat zie je in de figuur hieronder. De oranje stippen zijn de oorspronkelijke verdeling, de blauwe stippen de gelijkgetrokken verdeling. Natuurlijk blijft er veel variatie over, want de opleiding van de ouders verklaart slechts 11 procent. Toch zie je dat met name de linker groep aanzienlijk minder heel lage scores bevat.
Inkomensverschillen verklaren een deel, maar niet alles
Is 11 procent verklaarde variatie veel of weinig? Daar ga ik als statisticus niet over. Dat is aan de maatschappij om te bepalen. Er bestaat veel variatie tussen kinderen in hoe snel en goed ze hebben leren lezen tot hun 15e jaar. Een deel van die verschillen kun je verklaren door bekende factoren zoals opleidingsniveau van de ouders. Dat voelt oneerlijk. Als je toevallig in een gezin met hoogopgeleide ouders wordt geboren, is het waarschijnlijker dat je hoge leesscores haalt. Iets met dubbeltjes die geen kwartjes worden. Maar aan de andere kant is het kennelijk maar één van heel veel andere factoren die uiteindelijk de leesvaardigheid van 15-jarigen bepalen. Alleen is het een van de weinige factoren die we kennen en een waar mogelijk aan valt te sleutelen.
Er zijn natuurlijk allerlei redenen waarom de schoolvaardigheden van kinderen kunnen samenhangen met het scholingsniveau van de ouders. De PISA-analyse doet een poging dat wat uit te splitsen. Ouders met een lager opleidingsniveau hebben vaak ook een lager inkomen. Voor hen is het lastiger om bijles in te kopen, hun kinderen een laptop waarop ze lesstof kunnen oefenen te geven of een eigen kamer waarop ze rustig kunnen werken. Ook zijn er vaak minder boeken in huis die kinderen kunnen stimuleren om te lezen of iets op te zoeken. En zo kun je nog wel even doorgaan.
De invloed van dit materiële aspect verwerken de PISA-onderzoekers in een zogenaamde pad-analyse. Daarmee schatten ze dat als de vmbo-geschoolde ouders de gemiddelde materiële zaken zouden hebben van alle ouders, ze de gemiddelde leesscore van hun kinderen zouden kunnen verhogen van 438 naar 455. Zouden de hoogopgeleide ouders het gemiddelde hebben, dus wanneer ze iets zouden inleveren, zouden de scores van hun kinderen zakken van gemiddeld 512 naar 500. Materiële kenmerken van het opleidingsniveau van de ouders die met de vragenlijst werden gemeten, verklaren dus maar een deel van de verschillen in scores. Dit kan overigens ook liggen aan de manier waarop de onderzoekers de materiële aspecten meten.
Naast de materiële kenmerken, speelt erfelijkheid waarschijnlijk een rol. Kinderen van ouders met maximaal een vmbo-opleiding zullen iets vaker eigenschappen erven die het leren lezen wat bemoeilijken dan kinderen met hbo-geschoolde ouders.
Écht moeilijke vragen
De belangrijkste vraag die dit onderzoek de maatschappij voorlegt, is of we het belangrijk vinden om de gemiddelden van kinderen op gelijk niveau te brengen. Het PISA-onderzoek suggereert dat geld voor gezinnen kan helpen. Maar wat moet je daar verder mee? Wat hebben we ervoor over? Wat vinden we belangrijker: willen we gemiddeldes gelijktrekken, of willen we ons richten op de laagste scores, zonder te kijken naar het opleidingsniveau van de ouders? Stel dat het zou lukken de groepen op gelijk gemiddeld niveau te krijgen, dan bestaan er alsnog enorme verschillen in de leesscores van kinderen. Wat willen en kunnen we daarmee? Vinden we verschillen an sich oneerlijk of vinden we het pas oneerlijk als we weten waar die verschillen vandaan komen? Statistiek lijkt misschien ingewikkeld, maar dit zijn pas echt moeilijke vragen.
Natuurlijk is deze leesscore in het PISA-onderzoek niet het enige aspect van kansenongelijkheid. En helaas versterken verschillende problemen elkaar. Voor een uitgebreidere bespreking verwijs ik je graag door naar onderstaande drie artikelen in Didactief. Ook tv-programma’s als Klassen of Sander en de kloof geven een indringend beeld hoe ongelijke achtergronden kunnen doorwerken in het onderwijs.
Bronnen
Dood, C., Gubbels, J. & Segers, P. C. J. (2020). PISA-2018 De verdieping: Leesplezier, zelfbeeld bij het lezen, leesgedrag en leesvaardigheid en de relatie daartussen. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands
Aalders, P., van Langen, A.M.L., Smits, K., van den Tillaart, D., & Wolbers, M.H.J. (2020). PISA-2018 De verdieping: Kansenongelijkheid in het voortgezet onderwijs. Nijmegen: KBA Nijmegen.
F. Avvisati, A. Echazarra, P. Givord and M. Schwabe, Directorate for Education and Skills (2019) Results from PISA 2018; country note the Netherlands.
Didactief Redactie (2021) Dossier: Gelijke kansen, Didactief website: https://didactiefonline.nl/artikel/dossier-gelijke-kansen
Ros, B. (2018) Postcode bepaalt nog steeds schoolsucces, Didactief website: https://didactiefonline.nl/artikel/postcode-bepaalt-nog-steeds-schoolsucces
Borghans, L., Diris, R. en Schils, T. (2019) Sociale ongelijkheid in het onderwijs is hardnekkig, Didactief website: https://didactiefonline.nl/blog/blonz/sociale-ongelijkheid-in-het-onderwijs-is-hardnekkig
Hoofdfoto: Reading Books With Friends, Nicu Buculei op Wikimedia Commons
Add comment